augustus en september.

…en Gij troost mij.

                                                                                                                                         (Jesaja 12: 1)

Wat is er ontzaglijk veel verdriet in het menselijk leven – bij een enkeling en ook bij en in de gemeenschap. De één mist haar man, een ander zijn vrouw, het gaat met de kinderen niet goed – of ze zijn niet gezond en geven zorg; of ze gaan bij het groter worden verkeerde wegen in en dat geeft nog groter zorgen. Maar ook bij de gemeenschap kan er verdriet zijn. We beleven donkere tijden; de zorgen worden meer en de lasten zwaarder. In zo’n situatie heb je steun nodig, in welke vorm ook. Neen, je hebt troost nodig. En dan lees je in een oud danklied: en Gij troost mij. Dat staat in een kort, maar diepzinnig danklied. In het slot van het vorige hoofdstuk werd uitzicht gegeven op een nieuwe exodus (uittocht). Zoals de geschiedenis van de uittocht uit Egypte wordt bekroond door het lied aan de Schelfzee, zo gaat ook hier de ervaren bevrijding zich voortzetten in een zang. En welk een zang! Behoefte Als hier over troost wordt gesproken direct al in het begin, dan is duidelijk: er is behoefte aan troost. Het volk, uit wiens naam de profeet spreekt, had kennis gemaakt met Gods toorn. En dat was een harde zaak. Het refrein was (zie 5:25, 9:11,16,20, 10:4): en zijn toorn keert zich niet af. Maar de situatie is veranderd: zijn toorn keert zich af. In plaats van toorn nu troost. Wat een verschil. Is dat geen reden om de Heere te danken en te loven? De Heere kent de behoeften van Zijn volk. En Zijn toorn is het eigenlijke niet. Zijn toorn is vaak de weg tot de troost. De Heere kan een volk, maar inzonderheid zijn kind soms geweldig bedroeven en pijn doen, slaan en 2 een diep verlies doen lijden. Waar bent U Heere? Ik begrijp Uw weg niet. Uw weg is door de zee, door de diepte. Maar dan keert de Heere Zich tot ons. Zijn toorn is afgekeerd. Ten diepste omdat de zonden zijn verzoend en de schuld is gedragen, weggedragen, en nu wordt die intense behoefte aan troost vervuld. Belijdenis Maar dat wordt dan ook een belijdenis: Gij troost mij. Gij – dat is Dezelfde Die toornig is geweest. Dat maakt de troost zo solide. Als een ander ons al zou troosten, dan kregen we misschien wel enige verlichting; maar dat is niet het echte; dat gaat ten diepste langs ons heen, dat raakt de kern niet, afgedacht dan nog van het feit dat mensen maar moeilijke vertroosters zijn. Maar als de Heere Zelf troost, dan wordt het anders. Dan krijgen we passende, betrouwbare en gegronde troost. Er staat niet concreet bij hoe de Heere troost. Maar als we lezen wat er voor en na deze belijdenis staat, wordt het ons wel duidelijk. De Heere heeft zijn toorn afgekeerd. Dan gaat Hij niet weg, want daarvoor geeft Hij Zijn liefde. Een lieve moeder veegt niet alleen de tranen van de wangen van haar schreiend kind, maar trekt haar kind ook naar zich toe en kust het. Zo doet nu ook de Heere. Daarom kan hij ook zeggen (12:2): de Heere is mijn heil, mijn sterkte en psalm. Zo gaan we beseffen wat die troost nu feitelijk inhoudt: vergeving, verlossing, versterking, vernieuwing. Belofte In dit danklied worden vanwege de troost blijde klanken aangeheven: met vreugde water scheppen uit de fonteinen van het heil. Wat een verschil met de toorn – die is om te beven, maar de troost is er om uit te leven. Maar daarom is deze troost ook een belofte. Twee keer staat er in dit korte danklied de uitdrukking: te dien dage. Dat is een profetische uitdrukking. Dit woord ziet zeker op de toekomst en tegelijk is dit danklied menig keer in de geschiedenis aangeheven. Immers, dat is uiteindelijk het eigenlijke: God is een troostend God, in het verleden, heden en toekomst. Het treft me altijd weer dat in de catechismus gevraagd wordt: wat troost u de wederkomst van Christus. Ja, die wederkomst is de grootste troost, want dat betekent het definitieve einde van alle tranen en verdriet, van dood en rouw. Wat een uitzicht – hier en nu. Er is veel verdriet van allerlei aard – verdriet dat je niet kunt verbergen en verdriet dat onzichtbaar voor anderen diep aan je hart knaagt. Maar Gij troost mij – ik ben toch niet alleen. Uw 3 Zoon is er. Die Zelf alle troost moest missen opdat Hij de troost voor de Zijnen kon verdienen en Hij de Heilige Geest, de grote Trooster, zou kunnen uitstorten. Het leven kan moeilijk zijn, maar het Evangelie is rijk. Daarom is de mens arm die van deze troost niet wil weten en troost zoekt daar waar geen troost is te vinden. Zoek de zegen alleen bij de Bron van troost en licht. En als u het moeilijk hebt met uw eigen leven en de gang van de wereld, bid dan: Vertroost mijn ziel in haar geween, en zeg haar: Ik ben uw heil alleen.

Wijlen ds. J.H. Velema (1917-2007)